De bijhaal is een kort herstel momentje voor het been, het is daardoor belangrijk dat het bijhaalbeen zo ontspannen mogelijk hangt. De ideale houding hiervoor is dat het bovenbeen recht naar beneden wijst. En de voet in neutrale houding recht naar beneden laten wijze (zowel vanuit zij- als vooraanzicht). Je bereikt deze houding door na je afzet je bovenbeen in een halve ronde te bewegen. Dus eerst naar achter toe voordat je hem weer soepel en krachtig vanuit de knie naar voren beweegt om je volgende slag te maken. Zo neem je ook nog extra snelheid mee je afzet/valbeweging in. Het is hierbij wel belangrijk dat je tijdens je bijhaal niet stopt op het moment dat je knie naast je andere knie komt, maar door beweegt totdat je je schaats op het ijs zet. Anders haal je de snelheid uit je afzet en werk je jezelf eigenlijk tegen, waardoor je minder snelheid uit je afzet haalt.
Bij deze oefening leer je voelen wat je met je bijhaalbeen doet. Je maakt gebruikt van het principe “old way, new way”. Je oefenend geforceerd beide manieren waardoor je tijdens het schaatsen makkelijker onderscheid kan maken in wat je voelt tijdens je bijhaal waardoor je jezelf eerder kan corrigeren als je terugvalt naar de knie meteen naar knie bijhaal. In de eerste 15 seconden zie je de zogenaamde knie naar knie bijhaal. Hierdoor kan je bijhaal been niet ontspannen en verzuur je veel eerder. In de laatste 10 seconden zie je de bijhaal al roerende vanuit het bovenbeen. Je maakt als het ware een halve cirkel met je bovenbeen.
Dit is een oefening waarin heel veel technische punten samen komen, daarom kan je hem voor veel trainingen gebruiken. Het is echter wel een coördinatief moeilijk uit te voeren opdracht, probeer daarom goed de tijd te nemen om eerst de beweging te begrijpen en te kunnen uitvoeren voor je de focus expliciet op de technische aspecten gaat leggen.
Lees zowel de woordelijke uitleg door en bekijk het filmpje om zo beter te snappen wat de oefening is. Je maakt als het ware een één benig schaatsslag. Je houdt dus de hele tijd één schaats op het ijs. Je zou het kunnen vergelijken met een schaatspas op het droge in een elastiek. Dan sta je in de schaatshouding op je rechterbeen en maak je een valbeweging naar links toe terwijl je met rechts afzet. Vervolgens plaats je je linker voet. Ditzelfde doe je ook op het ijs. Maar waar je bij een normale schaatsbeweging doorgaat naar de volgende slag zet je hem nu stop en spoel je hem als het ware terug. Je brengt je gewicht weer terug naar je rechterbeen (je rechter schaats is dus niet van het ijs geweest). Hierna begint de riedel weer opnieuw. Dus valbeweging naar links inzetten, met rechts afzetten en de linker schaats plaatsen. Pas goed op dat als je je gewicht terugplaats naar je rechterbeen je dit niet doet door je rechterbeen naar je toe te trekken. Dit wil je niet! Je wilt dat het bovenlichaam terug gaat naar je rechter been i.p.v. je been naar je bovenlichaam.
Bij deze oefening kan je letten op de volgende technische aspecten: plaatsing van je schaats, zijwaarts afzetten, druk opbouwen, bijhaal en de valbeweging (zowel de vrije heup optillen als de zijwaartse lichaamsverplaatsing). Op deze pagina hebben we het over de bijhaal dus vandaar dat hier nu de focus op ligt.
Doordat je de schaatsbeweging uit zijn patroon haalt en steeds dezelfde beweging maakt heb je de tijd om goed op te letten hoe je bijhaal been hangt en hoe je de meeste snelheid uit je bijhaal kan halen voor je afzet. Controleer tijdens de oefening of je bovenbeen ontspannen is en recht naar beneden wijst. Speel vervolgens met de manier waarop je je bijhaal naar voren brengt.
Neem iets langer de tijd tijdens je glijfase zodat je met één hand kan voelen of je bovenbeen ontspannen is. Hierbij kan je meteen controleren of je bovenbeen recht naar het ijs toe wijst.