Uitleg
Met een goede houding alleen ben je er nog niet. Voordat je aan de slag kan met continue druk is het belangrijk je eerst bewust te zijn van je plaatsing en afzet. Hiermee creëer je namelijk de laatste randvoorwaardes die nodig zijn voor het rijden van de ideale bocht.
- Plaats de schaatsen in de breedte dicht bij elkaar. Bij het overstappen wordt de rechter schaats dicht bij de linker schaats gezet, niet meer dan 20 cm uit elkaar. Bij de afzet met het rechterbeen, zet je de linker schaats dicht op de rechter schaats. Op deze wijze staan de ijzers altijd naar links gekanteld en blijft de schaatser zelf in de bocht hangen. Wanneer de schaatsen te ver van elkaar worden geplaatst, staat deze recht onder het lichaam. Hierdoor komt het ijzer rechtop te staan en ontstaat er een glijfase. Hiermee gaat de continue druk verloren. Je moet je plaatsing dus “dichtbij” houden.
- Plaats de schaatsen in de lengte dicht bij elkaar. Op het moment dat je met rechts over links heen stapt wil je je schaats goed onder je lichaam terug neer zetten. Het liefst wel enkele centimeters voor je andere schaats. Als je je schaats te ver naar voren toe weg zet wordt je enkelhoek groter en loop je het risico de druk op je hak te verliezen, hierdoor kan je niet meer krachtig afzetten. Dit zelfde geldt ook bij de plaatsing van links.
- Maak korte slagen in de bocht. Het duwen van de heup in de bocht is het belangrijkste onderdeel van de bocht. Om deze positie te behouden, worden slechts kleine slagen gemaakt. Het volledig strekken van de benen kan er namelijk toe leiden dat de heupen omlaag zakken. Vooral het linkerbeen kan ervoor zorgen dat de heup omlaag zakt wanneer deze volledig wordt gestrekt. Bij het rechterbeen is meer ruimte om te strekken. Al met al, gaat het ritme in de bocht flink omhoog omdat de slagen korter worden.
Oefeningen
De juiste plaatsing