Uitleg
Deze pagina gaat over het eerste deel van je valbeweging. De valbeweging is namelijk opgedeeld in twee delen. Het optillen van je vrije heup/je stand heup omlaag duwen en de zijwaartse lichaamsverplaatsing. Door je valbeweging gebruik je je lichaamsgewicht i.p.v. dat het je tegenwerkt. Op het moment dat je met twee schaatsen op het ijs staat en je duwt een schaats weg om af te zetten, moet je tegen je lichaamsgewicht in werken.
Er zijn twee belangrijke redenen om je heupen parallel te houden aan het ijs. De eerste is om te zorgen dat je langer opzij kan vallen en dus langer kan afzetten. Dit doe je door je vrije heup (= de heup van je bijhaal been) op te tillen. Op het moment dat je vrije heup namelijk lager is dan je afzet heup komt er een snel moment dat je je schaats op het ijs moet zetten omdat je been niet meer onder je lichaam kan hangen. Daarnaast val je niet opzij maar val je om op het moment dat je vrije heup lager is dan je stand heup. Dit voorkom je dus door je vrije heup omhoog te tillen vanaf het moment dat je je bijhaal naar voren begint te bewegen. Hierbij wordt vaak de metafoor gebruikt van het over een stoeprandje heen stappen.
De tweede reden waarom je je heupen parallel aan het ijs moet houden, is om te zorgen dat je krachtlijn naar de afzet toe zo zuiver (recht) mogelijk is. Dit doe je door je stand heup omlaag te duwen. Hierbij duw je hem eigenlijk je afzet in. Dit is ook een onderdeel van het opbouwen van de druk. Door je stand heup omlaag te duwen zorg je er namelijk voor dat er meer gewicht op je afzet hak leunt. Hierdoor kan je meer gewicht wegduwen in je afzet en dus meer snelheid creëren.
Oefeningen
De heup optillen